De schilderterm fresco (Italiaans voor "vers") stamt van de Italiaanse uitdrukking buon fresco, ("goed vers"), een technische term die het tegenovergestelde is van in secco ("op droog oppervlak"). Caseïne en silicaatverven zijn uitermate geschikt om al secco te schilderen. Lijmverven houden minder lang stand.

 

De techniek van het fresco

 

De frescotechniek bestaat uit schilderen op een vochtig medium, zoals nog nat pleisterwerk. Voordat de kalk wordt aangebracht tekent de kunstenaar met houtskool de afbeelding op de muur. Na het aanbrengen van de natte kalklaag schemert deze tekening nog door de witte kalk heen. Vervolgens brengt de schilder het fresco aan. Dikwijls werd echter ook vooraf op ware grootte een schets gemaakt, een karton dat de schilder die vlug moest werken, op de kalklaag overbracht.

In tegenstelling tot het schilderen in fresco wordt schilderen in secco op droog pleisterwerk gedaan. Daarbij worden de pigmenten in een bindend medium opgelost, zoals ei (gelijksoortig als bij tempera). Een tussenvorm, waarbij het gedroogde pleisterwerk met vocht verzacht wordt voordat de pigmenten worden aangebracht, heet wel mezzo-secco.

Het verschil tussen deze twee technieken is dat het bij fresco het natte pleisterwerk, terwijl het droogt, de pigmenten van het schilderij absorbeert, terwijl de verf bij de in secco techniek op het pleisterwerk blijft liggen. Terwijl het water verdampt, neemt de kalk calciumoxide koolzuur uit de lucht op en vormt calciumcarbonaat. De frescoschildering wordt als het ware een deel van het muuroppervlak, het is eigenlijk in de muur geschilderd in plaats van er op. De frescotechniek leidt hierdoor tot een zeer duurzaam kunstwerk. Als de muur kapot gaat kan het schilderij vaak nog worden gereconstrueerd.

De moeilijkheid van frescoschilderen is dat er snel gewerkt moet worden, omdat het pleisterwerk in één dag droogt. Het oppervlak dat in één dag bewerkt kon worden heette tijdens de Renaissance in Italië een giornata, ofwel de hoeveelheid voor één dag. Met een vergrootglas zijn de grenzen van één dag werk goed waarneembaar. Soms, als het pleisterwerk niet van optimale kwaliteit was, zijn de delingen zelfs met het blote oog zichtbaar. Schilders in fresco voegen later vaak details in secco toe. Egyptische muurschilderingen in tombes zijn meestal in secco, Romeinse muurschilderingen in Pompeii en Herculaneum zijn in fresco.

Het grote nadeel van de fresco's ligt hierin dat zij ondeelbaar verbonden zijn met de ondergrond. Het niet mobiele karakter ervan maakt hen gevoelig voor vernietiging door rampen of oorlogsomstandigheden. Zo werden tijdens de Tweede Wereldoorlog door een bombardement het grootste deel van Mantegna's prachtige muurschilderingen van de Ovetari Kapel van Padua verwoest.

 

Eisen aan de muren

 

De muren waarop een fresco wordt aangebracht moeten stabiel, droog en vrij van opstijgend vocht zijn. Zonder pleisterlaag moeten ze lange tijd hebben blootgestaan aan de lucht. Vooraleer nieuwe pleister aan te brengen dienen oude lagen eerst volledig te worden afgekapt. De muur moet verschillende malen worden natgemaakt want goede bindingen met het fresco hangen voornamelijk af van het geabsorbeerde watergehalte. Liefst zijn de bakstenen zo gelijk mogelijk gebrand en indien mogelijk afkomstig uit één oven.

[bewerken]Eisen aan mortel en pleisterlaag

Marmerpoeder, kalksteen en kwarts vormen de basis van de onderlaag. Alle mortellagen moeten nat over nat worden aangebracht. Het water uit de kalklaag moet ongehinderd bij het aanbrengen door alle lagen heen kunnen dringen om de verf goed te binden. Mortel bestaande uit drie delen grof en zuurvrij gewassen zand en één deel kalkbrij wordt van onder naar boven aangebracht met een dikte van één à twee centimeter.

Op de onderste nog natte laag wordt een egaliseringslaag aangebracht die iets droger mag zijn en uit drie delen grof zuurvrij zand en één deel kalk bestaat. Op de egaliseringslaag wordt na twintig minuten de grove schilderslaag aangebracht (ruwe pleister) bestaande uit middenfijn gewassen zand of marmergries vermengt met één deel kalk. Deze laag dient een dikte van één centimeter te hebben. Hierop kan indien gewenst nog een fijne pleisterlaag van drie à vijf millimeter worden aangebracht. Het gebruik van marmergries verlicht de schildering. De ideale verhouding bestaat voor deze laag uit één deel marmergries en één deel kalk. Eventueel kan hierop nog een laag witkalk worden gezet om een zeer licht effect te krijgen in de schildering.

Uitleg Fresco
Vorige pagina